inleiding ‘Het Rechtvaardigheidsgevoel’ door Jonathan Haidt
Stel je voor dat een buitenaardse beschaving 400 miljoen jaar geleden een satelliet in een baan om de aarde heeft gebracht, rond de tijd dat de eerste planten en dieren onze planeet bedekten. Eens in de duizend jaar verstuurt de satelliet in hoge resolutie een foto van het aardoppervlak naar deze heelalbewoners. In die beelden zijn geleidelijke veranderingen te zien: drijvende continenten, ijskappen die uitdijen en weer inkrimpen. Na een aantal inslagen van asteroïden zijn er dramatische veranderingen te zien in de vegetatiepatronen.
Bij het bekijken van die 400.000 opnamen zouden deze buitenaardse wezens zich zeker verbazen over de laatste tien. Op de foto’s van net daarvoor is te zien dat de ijskappen zich hebben teruggetrokken, zoals vaker gebeurde. Maar na deze laatste terugtrekkende beweging (die het begin markeert van wat de aardbewoners het Holoceen noemen) ontstaan er opeens allerlei nieuwe wonderbaarlijke objecten te midden van de vegetatie. In de eerste van die laatste tien foto’s zien de buitenaardse wezens beelden van de eerste dorpen waarin zich mensen vestigen, omringd door de eerste akkerlanden. Op de vijfde foto zien ze kanalen en enorme stenen platforms en tempels in Mesopotamië. Op de zesde zijn de piramides van Egypte te zien. En in de daarna volgende drie opnamen zien ze overal steden verschijnen, die groeien en zich met elkaar verbinden via wegen. Ze zien aquaducten en stadions. En op zee zien ze duizenden schepen verschijnen.

De favoriete wijze waarop de natuur coöperatieve gemeenschappen creëert is via verwantschap
Toch zijn al deze veranderingen triviaal vergeleken met de overgang van de negende naar de tiende opname. Op de tiende foto zijn de meeste graslanden en bossen, en soms zelfs hele woestijngebieden, veranderd in dambordpatronen met gelijkmatig gekleurde vlakken, die via wegen en spoor zijn verbonden met gigantische steden met daarboven in het luchtruim overal vliegtuigen en helikopters.
Van terugtrekkende gletsjers naar een wereldwijde beschaving in slechts een paar afbeeldingen. Hoe is dat gebeurd?
Het voor de hand liggende antwoord is: door technologie, te beginnen met de landbouw en daarna door metallurgie, engineering, scheikunde en andere wetenschappelijke disciplines. Boeken zoals Guns, Germs, and Steel van Jared Diamonds en What Technology Wants van Kevin Kelly geven een goede beschrijving van dat verhaal.
Maar achter dit alles ligt ook een psychologisch verhaal dat eerst zal moeten worden verteld voordat de technologische geschiedenis kan beginnen. Want zelfs als die buitenaardse beschaving een miljoen jaar geleden in heel Afrika ploegen, zaad en geïllustreerde instructiekaarten had achtergelaten, zouden onze mensachtige voorouders niet eerder landbouwers zijn geworden. Voor een agrarische leefwijze is veel meer nodig dan technologie. Er moet ook samenwerking zijn. Er zijn veel mensen nodig die op een hoog niveau en vertrouwensvol met elkaar samenwerken, waarbij de taken worden verdeeld en ze maandenlang zonder beloning moeten zwoegen. Als ze uiteindelijk de oogst kunnen binnenhalen, moeten de boeren in staat zijn om het voedsel met elkaar te delen, op te slaan, te verdedigen en een deel ervan te bewaren tot het tijd is voor de aanplant van het volgende jaar. Er is een heel dorp nodig om gewassen te verbouwen. Hoe slaagden onze voorouders erin om samen te werken in dorpen, vervolgens in stadstaten en ten slotte in naties?
De favoriete wijze waarop de natuur coöperatieve gemeenschappen creëert is via verwantschap. Bijenkorven en mierennesten zijn wonderen van samenwerking. Bijen en mieren zijn ten dele zo sterk met elkaar verbonden omdat ze familie zijn – meestal zusjes. Dat mag werken voor bijen en mieren, waarbij koninginnen miljoenen eitjes leggen, maar het is geen begaanbare weg voor mensen die steden bevolken en piramides bouwen. Hoe zijn wij tot samenhang en verbinding gekomen, waardoor we deze geweldige dingen hebben kunnen doen? Wat is onze lijm?
Mensen die hun leven wijden aan het onderzoeken van een bepaald onderwerp, gaan vaak geloven dat het object van hun fascinatie de sleutel is om alles te begrijpen. Er zijn in de afgelopen jaren boeken verschenen over de transformerende rol in de menselijke geschiedenis van koken, moederschap, oorlog en zelfs zout. Ook dit is zo’n boek. Mijn vakgebied is morele psychologie en ik zal ervoor pleiten dat moraal het buitengewoon menselijk vermogen is dat onze beschaving mogelijk heeft gemaakt. Ik wil daarmee niet zeggen dat koken, moederschap, oorlog en zout niet van belang zijn geweest bij dat proces, maar in dit boek wil ik je rondleiden door de menselijke natuur en geschiedenis vanuit het perspectief van de morele psychologie.
Aan het einde van die reis hoop ik dat je op een andere manier bent gaan kijken naar twee van de belangrijkste, irritantste en meest polariserende onderwerpen uit het menselijk bestaan: politiek en religie. Volgens het etiquettehandboek is het niet beleefd om deze onderwerpen in gezelschap aan te snijden, maar ik zou zeggen: ga je gang! Politiek en religie zijn beide een uiting van onze onderliggende morele psychologie, en meer begrip daarvan kan helpen om mensen bij elkaar te brengen. Mijn doel met dit boek is om de hitte van die hangijzers wat te bekoelen, en de boosheid en verdeeldheid die ze oproepen te vervangen door ontzag, verwondering en nieuwsgierigheid. We mogen ons gelukkig prijzen dat we deze complexe morele psychologie hebben ontwikkeld, want daardoor is de menselijke soort in slechts een paar duizend jaar uit de vegetatieve wereld weggesprongen naar de geneugten, de gemakken en de buitengewone vreedzaamheid van de moderne samenleving. Mijn hoop is dat gesprekken over moraal, politiek en religie door dit boek gewoner worden, beter verlopen en leuker worden, zelfs in gemengd gezelschap.